Skip to main content

Opbouw

LOeS-werkwijze wordt toegepast binnen de leesfase waarin het kind zich bevindt (doorgaans de fase voorbereidend of aanvankelijk lezen). Er wordt gebruik gemaakt van het materiaal van de leesmethode die de school van het kind gebruikt of van door de leerkracht zelfgemaakt thematisch materiaal.

Per lesperiode worden maximaal vier doelwoorden geselecteerd die naast betekenisvol, ook zoveel mogelijk klankzuiver en qua opbouw gelijk zijn. Ze bevatten de te leren klank(en) of spellingsregel. Bijvoorbeeld bij de klank /a/ zijn /dak/mat/kat/zak/ mogelijke doelwoorden.

Om het kind een aansprekende context aan te bieden wordt een betekenisvol verhaaltje gebruikt met een bijpassende prent waarin deze doelwoorden verwerkt zijn. Op een gestructureerde manier worden per doelwoord vier deelvaardigheden geoefend waarmee de elementaire leeshandeling wordt getraind. De instructie is vastgelegd en er wordt, indien nodig, hulp op maat geboden van ‘least to most’. Plezier krijgen in het leren lezen staat voorop!

Verhaal en prent

ik zie de kat.
de kat zit op de mat.
de kat rent naar het dak.
de kat zit op het dak.
ik pak de zak.
met de zak pak ik de kat.
ja, de kat zit in de zak.
ik zet de zak op de mat.
ik pak de kat.
ik zet de kat op de mat.
de kat is boos.
ik ben blij.
de kat van het dak.
de kat uit de zak.
de kat op de mat.

Deelvaardigheid 1:

Het automatisch herkennen van het doelwoord:
'Welk plaatje hoort bij dit woord?'

Deelvaardigheid 2:

Het doelwoord analyseren in klankgebaren:
‘Welke klank hoor je vooraan, midden en achteraan in dit woord en maak de klankgebaren.’

Deelvaardigheid 3:

Het decoderen van het doelwoord:
'Welk woord hoort bij dit plaatje?'

Deelvaardigheid 4:

Het spellen van het doelwoord:
'Welke letter komt vooraan, midden, achteraan in dit woord?'

Video van de 4 deelvaardigheden binnen LOeS werkwijze